Alfabetiseren is volgens het Van Dale-woordenboek “personen leren lezen en schrijven”. Onze samenleving is erop ingesteld dat alle volwassen burgers zijn gealfabetiseerd. Voor de meeste Nederlanders is lezen en schrijven even vanzelfsprekend als zwemmen of fietsen. Kinderen leren vanzelf de mondelinge taal, maar lezen en schrijven moet worden aangeleerd. Dit gebeurt doorgaans op school. Sinds de uitvinding van het schrift is alfabetisering de kern van het onderwijs. Hieronder schetst Thomas Bersee de geschiedenis in vogelvlucht.
Rome
Ons Latijnse alfabet ontstond ongeveer in de 7e eeuw voor Christus. Het was afgeleid van het Griekse alfabet (9e eeuw voor Christus) dat weer een aanpassing was van het Fenicische alfabet (12e eeuw voor Christus). Meer nog dan het oude Griekenland was het Romeinse rijk gefundeerd op het geschreven woord. Dit had te maken met de omvangrijke administratie die nodig was om het imperium te besturen. Het overheidsapparaat, de handel, de ambachten en het beheer van de landerijen vergden een hoge graad van geletterdheid. In het leger was er een schriftelijk berichtenverkeer van oorlogsverslagen, bevelen en instructies op papyrus of perkament. Soldaten schreven brieven naar huis op houten wastafeltjes. Er waren huisleraren, scholen, boekhandels en bibliotheken, maar dit alleen voor de maatschappelijke bovenlaag. Naar schatting kon meer dan 10% van de Romeinse burgers lezen en schrijven (Kolb, 2018).
Middeleeuwen
Het woord geletterdheid (in het Engels literacy) stamt af van het Latijnse woord litteratus, wat verwijst naar iemand die kennis heeft van letters. In de middeleeuwen bleef het Latijn de taal waarin werd geschreven en gelezen. In kloosters en parochiescholen werd het onderwezen aan de geestelijkheid en de adel. Het gewone volk was analfabeet en sprak een volkstaal of streekdialect. In de gilden draaide het vooral om praktijkonderwijs en mondelinge kennisoverdracht, maar zo nodig was er ook beroepsgericht taal- en rekenonderricht. De dominante volkstalen ontwikkelden zich tot landstalen (onder andere Frans, Duits, Engels en Nederlands). De papiermolen deed zijn intrede en de boekdrukkunst werd uitgevonden.
Reformatie
Het droombeeld dat iedereen zou kunnen lezen ontstond in de Reformatie. Begin 16e eeuw vertaalde Luther de Bijbel naar het Duits. Dit met de bedoeling dat iedereen zonder tussenkomst van de geestelijkheid zou kunnen “leren lezen en met hun eigen ogen zien wat God door zijn gewijde Woord voorschrijft en beveelt” (Chartier, 1993, p. 102). In Protestantse landen zoals Zweden, Schotland en Pruisen gingen grootschalige alfabetiseringscampagnes van start. Hiermee werd de basis gelegd voor het moderne onderwijsbestel (Arnove & Graff, 2017, p. 33).
Verlichting
In de Verlichting won de opvatting terrein dat onderwijs een burgerrecht was waarvoor de staat verantwoordelijk was. In Pruisen werd in 1717 de leerplicht ingesteld en werden er zo’n 2000 openbare scholen opgericht. Pruisen werd daarmee een lichtend voorbeeld voor de wereld. De toenmalige elites waren aanvankelijk nogal huiverig. Zij vreesden dat alfabetisering zou leiden tot volksonrust door de mogelijke verspreiding van verkeerde ideeën. Tegelijk zagen zij het als middel om het gewone volk te beschaven en op te voeden tot goed burgerschap en een deugdzaam leven. Natievorming, patriottisme, taalunificatie en economische vooruitgang werden belangrijke onderwijsdoelen. De rivaliteit tussen landen werkte als drijfveer voor steeds meer en beter onderwijs. In landen als Duitsland, Frankrijk en Nederland kon omstreeks 1900 het overgrote merendeel van de bevolking lezen en schrijven. [1]
Alfabetiseringspolitie
In de 20e eeuw kwamen er overal ter wereld nationale alfabetiseringsprogramma’s (Arnove & Graff, 2017). Vladimir Lenin, de vader van de Russische revolutie, stelde dat de ongeletterde persoon buiten de politiek stond. Zonder alfabetisering zouden onder het volk alleen maar geruchten, fabeltjes en vooroordelen rondgaan en kon er volgens hem geen serieuze politiek worden bedreven. Een speciale alfabetiseringspolitie (GramCheka) werd opgezet om de boeren te dwingen naar een taalcursus te gaan. In China zond partijleider Mao Zedong mobiele alfabetiseringsbrigades het land in om het revolutionaire bewustzijn van de massa aan te wakkeren. Op Cuba huldigde Fidel Castro de opvatting dat onderwijs de brug was tot welvaart. Studenten en vrijwilligers trokken het eiland over om wat naar verluidt de meest succesvolle alfabetiseringscampagne uit de menselijke geschiedenis werd. Veel materiële welvaart heeft het niet opgeleverd, maar in ieder geval ligt dat niet aan het opleidingsniveau van de Cubaanse bevolking.
Johnny kan niet lezen
In 1955 werd Amerika opgeschrikt door het boek Why Johnny can’t read van de taalkundige Rudolf Flesch. Hij stelde dat vele tienduizenden Amerikaanse jongeren na tien jaar onderwijs nog steeds niet behoorlijk konden lezen. De oorzaak was een verkeerde onderwijsmethode. Daarbij kwam nog eens de ontlezing vanwege de explosieve massaconsumptie van radio (rock-’n-rollmuziek) en televisie (de geestdodende werking van de beeldbuis). Flesch ontketende een nationaal debat over de kwaliteit van het onderwijs dat in feite tot op heden voortduurt. Recentelijk brak in Nederland algehele paniek uit toen uit het PISA-onderzoek bleek dat een kwart van de 15-jarigen het risico loopt om laaggeletterd van school te komen (Gubbels, 2016). Manifesten werden opgesteld, leesoffensieven ingezet en onlangs kwam het ministerie van OCW met het Masterplan basisvaardigheden.
Functionele geletterdheid
Halverwege de jaren 50 werd het begrip functioneel analfabetisme gangbaar. Geletterdheid werd daarbij gerelateerd aan de eisen om te kunnen meedoen aan de moderne samenleving. Het zou gaan om effectief kunnen handelen in het persoonlijk en maatschappelijk leven en in studie en werk. Eind vorige eeuw kwam uit internationaal bevolkingsonderzoek van de OESO naar voren dat miljoenen volwassenen in de moderne Westerse landen konden worden gekwalificeerd als functioneel analfabeet. In Nederland ging het om 1,5 miljoen mensen tussen de 15 en 65 jaar.[2] Naderhand telde de Algemene Rekenkamer nog eens 1 miljoen 65-plussers daarbij op, om zo op een totaal aantal van 2,5 miljoen laaggeletterde volwassenen uit te komen (Algemene Rekenkamer, 2016). Hiermee kwam de grote omvang van de problematiek aan het licht. In Nederland richtte Prinses Laurentien de Stichting Lezen & Schrijven op. Het ministerie van OCW reageerde met een reeks van actieprogramma’s, waaronder het huidige meerjarenplan Tel mee met Taal.
Kritische geletterdheid
De vermaarde Braziliaanse pedagoog Paolo Freire publiceerde in 1970 zijn Pedagogie van de onderdrukten. Hierin lanceerde hij het concept van kritische pedagogie. Hij benadrukte het belang van het ontwikkelen van een kritisch bewustzijn bij mensen om sociale verandering en bevrijding te bewerkstelligen. Aanvankelijk werd gedacht dat zijn theorie alleen opging voor Latijns-Amerika, maar spoedig werd het ook een inspiratiebron voor het alfabetiseringswerk in de moderne Westerse landen. Emancipatie, empowerment en het tegengaan van sociale ongelijkheid werden ook daar belangrijke drijfveren voor de volwasseneneducatie.
Culturele geletterdheid
In 1987 verscheen het invloedrijke boek Cultural literacy van de Amerikaanse onderwijskundige E.D. Hirsch. Hij betoogde dat geletterdheid meer was dan alleen taal en rekenen. Een zekere culturele basiskennis zou noodzakelijk zijn om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. Andersom zou een democratische samenleving niet goed kunnen functioneren zonder een gemeenschappelijke kennisbasis bij de burgers. In Amerika brak een nogal verhitte discussie uit over wat precies tot culturele geletterdheid behoort en wie dat dan bepaalt. In de jaren negentig zou men zelfs gaan spreken van ‘culture wars’ tussen links-progressieven en rechts-conservatieven. De polemische discussie over wokisme is de meest recente verschijningsvorm van zo’n ‘cultural war’. In Nederland verwijst culturele geletterdheid meestal naar kunst- en cultuureducatie. Wat Hirsch bedoelt, valt hier onder de noemer van sociale kennis en vaardigheden, maatschappijleer, kennis van de Nederlandse samenleving en burgerschapsvorming. Op het mbo en in het inburgeringsonderwijs zijn het verplichte onderdelen.
Digitale geletterdheid
De Amerikaanse technoloog Paul Gilster schreef in 1997 het boek Digital literacy. De digitale revolutie stond op het punt te beginnen. De huiscomputer was er al zo’n tien jaar, maar internet kwam net kijken. Computervaardigheden werden rap een belangrijk onderdeel in de volwasseneneducatie. Vooral ouderen dreigden aan de verkeerde kant van de digitale kloof te geraken. Recentelijk wordt in Nederland gesproken van digitaal burgerschap. Het gaat daarbij om dat burgers zich actief, vaardig, veilig en weerbaar kunnen bewegen in de online-informatiesamenleving.
New Literacies
Sinds de eeuwwisseling heeft het begrip geletterdheid een haast grenzeloze verbreding ondergaan. Dit om uitdrukking te geven dat geletterdheid niet los staat van een context maar verstrengeld is met tal van funderende levensgebieden. Geletterdheid komen we nu tegen in tal van combinaties, in bijvoorbeeld financial literacy, health literacy, physical literacy, food literacy, sexual literacy, family literacy, workplace literacy, news & media literacy, diversity literacy, civic literacy, environmental literacy, futures literacy en sinds kort AI-literacy. Het gaat zoals het heet om new literacies (Graff, 2022). In Nederland hebben we het doorgaans over basisvaardigheden, sleutelvaardigheden, kerncompetenties, 21ste-eeuwse vaardigheden, levensvaardigheden of gewoon skills. Voorts is in het afgelopen decennium het inzicht algemeen geworden dat laaggeletterdheid, opleiding, werk, wonen, veiligheid, schulden, armoede en gezondheid nauw met elkaar samenhangen, en dat daarom ook een samenhangende aanpak vereist is.
Brede definitie geletterdheid van de UNESCO
Vanwege de begripsverruiming is het moeilijk om een beknopte definitie van geletterdheid te geven. Toch heeft de UNESCO het gewaagd, met dit als resultaat: “Het verwerven van geletterdheid is geen eenmalige handeling. Naast het conventionele concept als een set van vaardigheden op het gebied van lezen, schrijven en rekenen, wordt geletterdheid nu begrepen als een middel voor identificatie, begrip, interpretatie, creatie en communicatie in een steeds meer digitale, door tekst gemedieerde, informatierijke en snel veranderende wereld. Geletterdheid is een continuüm van leren en bekwaamheid in lezen, schrijven en gebruiken van getallen gedurende het leven en maakt deel uit van een grotere set van vaardigheden, waaronder digitale vaardigheden, mediawijsheid, onderwijs voor duurzame ontwikkeling en wereldburgerschap, evenals specifieke beroepsvaardigheden. Geletterdheidsvaardigheden breiden zich uit en ontwikkelen zich verder naarmate mensen meer en meer bezig zijn met informatieverwerking en leren via digitale technologie.”
Zie: UNESCO (2023). What you need to know about literacy. Geraadpleegd op 13 juni 2023. https://www.unesco.org/en/literacy/need-know
Een Leven Lang Ontwikkelen
Nederland telt naar schatting 2,5 miljoen laaggeletterde volwassenen. De complexer wordende samenleving stelt op diverse gebieden steeds hogere eisen aan het functioneren van mensen. De verwachting is dan ook dat het aantal laaggeletterden zal toenemen. Het gaat om mensen die niet volwaardig kunnen functioneren in onze samenleving. Andersom kan onze democratische samenleving ook niet volwaardig functioneren als meer dan een kwart van de eigen burgers wordt buitengesloten. Vandaar dat volwasseneneducatie en een leven lang ontwikkelen al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw op de politieke agenda staan. Vaak wordt gezegd dat de overheidsinspanningen tekortschieten. Het zou gaan om een zigzagbeleid met als voornaamste richtsnoer het neoliberale marktdenken. De rijksmiddelen zouden onvoldoende zijn, het zou ontbreken aan regie en inspectietoezicht en er zou geen gevoel van urgentie zijn.[3] In ieder geval is er geen tekort aan onderwijsadviseurs (meer dan 60.000), expertisecentra en ondersteuningsinstellingen.[4] Heel veel kennis en adviezen zijn er beschikbaar voor een effectieve aanpak van laaggeletterdheid. Feit is dat meer dan 25 jaar geleden dit ook al werd gezegd.
© volwassenenleren.nl (2023)
Thomas Bersee is historicus en adviseur volwasseneneducatie.
Voetnoten
[1] De Swaan, A. (1989); Precieze percentages zijn moeilijk te geven omdat deze afhankelijk zijn van de meetmethode (bijv. het zelf ondertekenen van aktes) en de interpretatie van historische bronnen.
[2] Buisman, M. & Houtkoop, W. (2014); De OESO/OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) meet de mate van geletterdheid sinds 1994. Het eerste onderzoek was de International Adult Literacy Survey (IALS). Deze werd opgevolgd door het Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC). Het PIAAC wordt eens in de 10 jaar uitgevoerd. In september 2022 is een nieuw onderzoek van start gegaan.
[3] Zie hiervoor: Tubbing & Matthijsse (2018); SER-advies (2019); De Greef et al. (2021); Buiskool & Vaske (2022).
[4] Poortvliet, J. (7 juli 2022); Steeds meer stuurlui staan aan wal, in AOB Onderwijsblad. Het genoemde aantal onderwijsadviseurs is ontleend aan de Enquête Beroepsbevolking van het CBS. Het gaat om de hele onderwijskolom. De volwasseneneducatie is daarvan slechts een klein onderdeel en vermoedelijk zal het om enkele honderden onderwijsadviseurs gaan. https://www.aob.nl/actueel/nieuws/steeds-meer-stuurlui-staan-aan-wal/. De diverse ondersteuningsinstellingen en kennisinstituten zijn vindbaar in het Expertisecentrum Basisvaardigheden (www.Basisvaardigheden.nl ) van Movisie en Stichting Lezen & Schrijven.
Referenties
Algemene Rekenkamer. (2016). Aanpak van laaggeletterdheid. Den Haag.
Arnove, R.A. & Graff, H.J. (eds.). (2017). National literacy campaigns and movements. Historical and comparative perspectives. New York: Routledge.
Berenst, J., et al. (2017). Meer dan lezen. Over geletterdheid, geletterdheidsontwikkeling en leesonderwijs. Assen: Van Gorcum.
Buiskool, B. & Vaske, B. (2022). Naar een volwaardige (digitale) infrastructuur voor basisvaardigheden voor volwassenen. Utrecht/Den Haag: Ockham IPS/Stichting Expertisecentrum Oefenen.nl.
Buisman, M. & Houtkoop, W. (2014). Laaggeletterdheid in kaart. ’s Hertogenbosch/Den Haag: ECBO en Stichting Lezen & Schrijven.
Chartier, R. (1993). De praktijk van het geschreven woord. In Duby. G. & P. Ariès. Figuren van de moderne tijd. Geschiedenis van het persoonlijk leven. Deel 3. Amsterdam: Agon.
De Greef, M., De Haan, M. & Brugman, M. (2021). Noodzaak van volwasseneneducatie voor iedereen. Advies van de UNESCO Leerstoel Volwasseneneducatie. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
De Silva Joyce, H. & Feez, D. (2016). Exploring literacies. Theory, research and practice. Palgrave Macmillan.
De Swaan, A. (1989). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Amsterdam: Bert Bakker.
Flesch, R. (1955). Why Johnny can’t read. And what you can do about it. New York: Harper.
Freire, P. (1972). Pedagogie van de onderdrukten. Baarn: Anthos.
Gilster, P. (1997). Digital literacy. New York: John Wiley & Sons.
Graff, H.J. (2022). Searching for literacy. The social and intellectual origins of literacy studies. New York: Palgrave Macmillan.
Gubbels, J. et al. (2019). Resultaten PISA-2018 in vogelvlucht. Enschede: Universiteit Twente.
Hirsch Jr., E.D. (1987). Cultural literacy. What every American needs to know. Boston: Houghton Mifflin.
Hirsch Jr., E. D. (2020). How to educate a citizen. The power of shared knowledge to unify a nation. Melton: John Catt Educational Ltd.
Kolb. A. (ed.). (2018). Literacy in ancient everyday life. Boston: De Gruyter.
SER. (2019). Samen werken aan taal. Een advies over laaggeletterdheid. Den Haag.
Tubbing, M. & Matthijsse, W. (2018). Het recht op leren: ook voor NT1’ers? 40 jaar bestrijding van laaggeletterdheid. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven.