Moedertaal, tweede taal, vreemde taal: taal bepaalt het leven van de mens. Zonder taal is een sociaal en redelijk leven leiden vrijwel onmogelijk. En hoe taliger de mens, hoe rijker hij is of zich kan voelen. Taalvaardig zijn in een paar talen maakt deel uit van het basispakket van de moderne mens; het is onderdeel van de startkwalificatie van de adolescent op naar zelfstandigheid en volwassenheid. Taal begint in de baarmoeder en eindigt bij de laatste zucht. En daar tussenin, tussen ontstaan en sterven, voltrekt zich een wonderbaarlijke reis, een grenzeloze reis langs een ontelbare hoeveelheid aan klanken, woorden en betekenissen, waarvan slechts een fragment wordt verstaan en begrepen. Dat fragment opent echter de deuren naar de wereld, naar kennis, naar vooruitgang, schoonheid en harmonie. De immense onbegrensdheid erbuiten blijft abracadabra. Of toch niet? In dit artikel vertelt Karijn Helsloot, taalwetenschapper, haar verhaal over de grenzeloze begrensdheid of begrensde grenzeloosheid van taal en van het leren van taal.
Taal in de eerste levensjaren
We beginnen bij het basispakket. Bijna elk modern mens leert een paar talen spreken; de moedertaal plus nog een paar andere talen. Een taalrijke omgeving in de vroege jaren – te beginnen in de baarmoeder – is fundamenteel voor een soepele verwerving. Zonder input komt het talige brein überhaupt niet op gang, dan blijft de language faculty onaangeroerd. Ouders/verzorgers praten en zingen met hun kind, ze lezen voor en bekijken afbeeldingen en films en ze benoemen met het kind wat om hen heen gebeurt. De eerste woordjes van het kroost zijn wonderen. Daarna breidt de woordenschat zich razendsnel en vrijwel onopgemerkt uit. Bij 1,5 jaar gebruikt een kind 100 woorden, bij 3 jaar 1000 en bij 12 jaar zo’n 10.000 woorden. Het mentale lexicon – de passieve woordenschat – van een volwassene bevat ongeveer 40.000 woorden. Hoogopgeleide, leergierige lezers kennen de betekenis van een paar 100.000 items (Goorhuis en Schaerlaekens. 2000; Brysbaert, 2016 et al.). (1)
Met betrekking tot taalzinnen verloopt het niet anders: van 2-woordzinnen in de babygroep tot adequate zinsconstructies met hoofd- en bijzin aan het eind van de basisschool, tot essays en toespraken wat jaren later, met pointes en kwinkslagen. Zit de moedertaal eenmaal gebeiteld in het geheugen, dan verliest een mens haar nauwelijks. Pas als laatste parate kennis tegen het einde van het leven.
Meertaligheid
In het basispakket kan al snel meer dan één taal zitten. Er kan sprake zijn van vroege meertaligheid wanneer er twee moedertalen (eerste talen) onder één dak zijn of wanneer de voertaal buitenshuis een andere is dan de taal binnenshuis. Ook hier geldt, bij voldoende input kan een jong mens twee of drie talen op hoog niveau leren beheersen: tijdig naar de kinderopvang, veelvuldig samen spelen en leren met anderstalige kinderen en dagelijkse feedback van volwassenen. Het gaat zoals met al het leren. Naast vroege is er ook late meertaligheid, vaak gevoed door het reguliere onderwijs. Feitelijk is elk volwassen mens meertalig, maar de een meer dan de ander. Meertalig zijn is een rijkdom: het houdt de geest soepel en dynamisch en het vergroot de actieradius. Het brengt de mens over grenzen heen. Maar ook al te goed weten we hoe hoog taalbarrières kunnen zijn, hoe beperkt het menselijk vermogen is om een andere taal te verstaan en om correct erin te reageren. Buiten het basispakket blijken de mogelijkheden nogal streng begrensd.
Welke talen een mens leert spreken, vroeg of later, daarover heeft hij vrijwel niets te zeggen. Talen overkomen de mens. De taal van de ouders en daar waar de wieg staat zijn bepalende factoren. Eenmaal op school valt ook niet veel te kiezen. Bepalend is op welk continent en in welk land de school zich bevindt. En hoe ruimdenkend is de overheid? In het Nederlandse voortgezet onderwijs gaat het naast het Nederlands om het Engels, Duits en Frans en steeds vaker om het Spaans en Chinees. En ja, al enige tijd is het bij de wet mogelijk het Arabisch, Fries, Italiaans, Russisch en Turks in het voortgezet onderwijs aan te bieden en te examineren, ook al gebeurt het maar mondjesmaat. Voor Nederlandse medelanders met wortels in Indonesië, Suriname of de Antillen bestaat dit oorspronkelijk taalonderwijs niet. In het algemeen worden ‘andere’ thuistalen in het reguliere onderwijs genegeerd en als obstakel gezien. Vanuit een universeel menselijk perspectief is dit een onnodige en schadelijke begrenzing.
Taalfamilies en taalverandering
Wanneer we kijken naar de talen op de wereld, dan is het contrast met een individu of met een taalonderwijsbeleid enorm groot: er zijn ongeveer 6000 erkende talen op de wereld en daarnaast nog eens ontelbare taalvariëteiten, van dialecten tot idiolecten. (2) De meeste van deze talen zijn in taalfamilies ingedeeld: sommige talen zijn meer verwant aan elkaar dan andere en de ene taalfamilie blijkt veel omvangrijker dan de andere. Van de ongeveer 100 taalfamilies vormt de Indo-Europese – waartoe het Nederlands en veel andere Europese talen behoren – een grote familie met ongeveer 400 talen. In Zuid-Amerika zijn echter veel geïsoleerde talen die ‘wezen’ lijken te zijn zonder andere familieleden. Hoe onherbergzamer het gebied, hoe minder taalcontact en hoe minder verwantschap er dus ontstaat (Renckens, 2017). (3) Door de toenemende menselijke mobiliteit en door de IT-revolutie komen talen steeds meer met elkaar in contact: woorden worden overgenomen en uitspraak en grammaticale kenmerken worden aangepast. Talen sterven uit en nieuwe talen komen. Neem straattaal: van oorsprong Turkse, Marokkaanse of Surinaamse jongeren stoppen woorden en uitspraakkenmerken van hun thuistalen in het Nederlands. Door de steeds wisselende samenstelling van de groep is straattaal exemplarisch voor het onbegrensde van taal.
Taal leren buiten school
Eenmaal klaar met school en eenmaal op eigen benen bieden nieuwe mogelijkheden en omstandigheden zich aan. Vakantie, studie, liefde en werk, ze beïnvloeden de taalomgeving van de jongvolwassene. Een omgeving die aanleiding geeft tot meer taalverwerving, meer kennis en vaardigheden in dezelfde of in één of meer nieuwe talen. En de aanleiding bepaalt de leermotivatie. Levert het promotie en geld op, extra studiepunten of toegang tot schoonfamilie dan zal de verwerving snel toenemen. Als de werkzaamheden, de sociale status of geografische afstand eerder negatief van aard zijn, dan gaat de verwerving traag of stagneert zij. Met een verblijfsstatus en passend werk zal de oorlogsmigrant de taal van het ontvangende land snel leren. Discriminatie en isolement werken daarentegen stilstand van het leren in de hand. Positieve feedback en erkenning van de inspanningen zijn noodzakelijk om het leren van nieuwe taal succesvol te maken. Met nieuwe taal gaan deuren open.
Taal en begrenzing
Taal- en onderwijskundigen buigen zich al decennialang, zo niet eeuwenlang, over de methodiek van het vreemdetalenonderwijs. Focus on meaning or focus on form: nadruk op communicatie of juist op grammaticaliteit? Lappen tekst vertalen met woordenboeken erbij of juist onderdompeling in realtime experiences? Alles helpt. Met regelmaat doen, dagelijks oefenen, dat is het algemene devies. Maar het blijft een bezoeking. Van al die meer dan 6000 talen kan een mens er maar een handvol spreken en kan het er een paar handenvol van begrijpen – als het meezit.
Hebben talen dan grenzen? Kan het talige brein van een individu over sommige grenzen wel heen, maar over andere niet? Nee, het lijkt niet aan de talen zelf te liggen en ook niet aan het taalvermogen van de mens, maar wel aan de grenzen van het geheugen. Het theoretische en vergelijkende taalonderzoek door onder andere Noam Chomsky geïnitieerd vanaf de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw heeft de fundamentele overeenkomsten tussen talen blootgelegd (Brand, 2019). In 60 jaar tijd zijn heel veel talen verzameld, beschreven, geanalyseerd en vergeleken op zowel fonologisch, morfologisch, syntactisch als semantisch gebied. In The World Atlas of Language Structures Online (Dryer & Haspelmath, 2013) worden 192 structurele kenmerken beschreven aan de hand van soms meer dan 1000 talen. Hoeveel klinkers heeft een taal en welke klinkers zijn het? Hoe wordt ontkenning van een zin gevormd? Kent de taal een tweeledige ontkenning, zoals het Franse ne…pas? Het aantal mogelijke variaties in taalkenmerken is nog steeds zeer groot, maar de structuur van taal en van alle talen is goeddeels in kaart gebracht.
We weten dus veel meer van taal en van de talen op de wereld dan we denken. We weten veel meer van taal dan we verstaan. Alle talen lijken op elkaar, ook al trekken ze muren van ruis op. Het leren en bestuderen van talen geeft inzicht in de bouwstenen en structuren van taal en brengt mensen nader tot elkaar. Taal overlapt en grenzen vervagen.
© volwassenenleren.nl (2019)
Karijn Helsloot, Studio Taalwetenschap, heeft een doctoraal Italiaanse Taal- en Letterkunde en is in 1995 gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam op de ritmische structuur van taal (Metrical Prosody). Zij is taalbeleidsmaker, projectmanager en -ontwikkelaar op taalwetenschappelijk en onderwijskundig terrein. In 2018 is SJOES verschenen, een handreiking voor het basisonderwijs om alle talen in de klas aandacht te geven. Via Stichting Taal-naar-keuze i.o. ondersteunt zij het (vreemde)talenonderwijs in vo-scholen.
“We weten veel meer van taal dan we verstaan. Alle talen lijken op elkaar, ook al trekken ze muren van ruis op.”
Voetnoten
(1) Sieneke Goorhuis en Anne Marie Schaerlaekens zijn bekend om het onderzoek dat zij hebben gedaan naar de woordenschatontwikkeling van het jonge kind (zie referenties). Marc Brysbaert van de Universiteit Gent heeft met anderen onderzoek gedaan naar de woordenschat van volwassenen: How Many Words Do We Know? Front. Psycol. 29 July 2016. https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fpsyg.2016.01116/full
(2) Elk mens heeft zijn eigen uitspraakkenmerken en maakt zijn eigen woord- en zinskeuzes. Dit maakt zijn taal net wat anders dan iemand die diezelfde taal en taalvariatie spreekt.
(3) Taalkundige Pieter Muysken heeft veel onderzoek gedaan naar de talen in Zuid-Amerika. Lees o.a. dit artikel op Nemo Kennislink voor een introductie op taalfamilies: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/met-grammatica-kun-je-verder-terugkijken-in-de-geschiedenis-van-taal/
Referenties
Berwick, R. C. & Chomsky, N. (2015). Why only us: Language and Evolution. Cambridge (Massachusetts): MIT Press.
Boogaard, M. & Jansen, M. (2012). Alles wat je altijd al had willen weten over taal. De taalcanon. Amsterdam: Meulenhoff. www.taalcanon.nl
Brand, A. (2019) On Language and Humanity: In Conversation with Noam
Chomsky. Retrieved: 12-08-2019. <https://thereader.mitpress.mit.edu/noam-chomsky-interview/>.
Brysbaert, M., Stevens, M., Mandera, P. & Keuleers, E. (2016). How Many Words Do We Know? Practical Estimates of Vocabulary Size Dependent on Word Definition, the Degree of Language Input and the Participant’s Age. Front. Psychol. 7: 1116.
Dryer, M. S. & Haspelmath, M. (2013). The World Atlas of Language Structures Online. Leipzig: Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology.
Goorhuis, S. M. & Schaerlaekens, A.M. (2000). Handboek taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie bij Nederlandssprekende kinderen. Utrecht: De Tijdstroom.
Helsloot, K. & F. Daemen. (2018). SJOES. Amsterdam: Studio Taalwetenschap
Renckens, E. (2017). Met grammatica kun je verder terugkijken in de geschiedenis van taal: Interview met scheidend hoogleraar Taalwetenschap Pieter Muysken. Retrieved: 12-08-2019.
https://www.nemokennislink.nl/publicaties/met-grammatica-kun-je-verder-terugkijken-in-de-geschiedenis-van-taal/.