LLO Collectief in de bres voor korteropgeleiden

Maurice de Greef en Mieke de Haan zijn de initiatiefnemers van ‘Het LLO Collectief voor korteropgeleiden’ (= laagopgeleiden en laaggeletterden). De groep waarover het hier gaat zet de stap naar scholing niet. Enerzijds omdat het voor niet-ingevoerden zo goed als onmogelijk is om je weg te vinden in het scholingsaanbod. Anderzijds omdat een passend scholingstraject slechts mondjesmaat te vinden is. De activiteiten van het collectief moeten hier verandering in brengen.

Korteropgeleiden hebben potentie

Volwassenen met weinig opleiding en volwassenen die de school vroegtijdig hebben verlaten, we noemen ze hier ‘korteropgeleiden’, maken nauwelijks gebruik van scholingsmogelijkheden. Niet omdat ze dit niet zouden willen, maar omdat er weinig passende mogelijkheden zijn. Het gaat hierbij om zo’n 10% van de beroepsbevolking (Buisman et al., 2013). Jammer en een gemiste kans. Zij hebben genoeg potentie om zich verder te kunnen ontwikkelen. Een deel van hen beschikt over te weinig basisvaardigheden. Een opleiding waarin vakkennis en vakvaardigheden gecombineerd worden met het verhogen van de basisvaardigheden taal, rekenen en digitale vaardigheden is een goede optie voor hen. Helaas, binnen ons Nederlandse onderwijssysteem bestaan dit type opleidingen haast niet.

Wat is wenselijk?

In het reguliere schoolsysteem staan beroepsopleidingen op niveau 1 en 2 van het mbo open voor volwassenen. Het merendeel van de volwassenen waar wij het hier over hebben, past niet in deze opleidingen. Wat zij nodig hebben zijn opleidingstrajecten waar basisvaardigheden geïntegreerd zijn in het beroepsonderwijs en waar onderwijs niet op de reguliere manier maar op een manier passend bij de doelgroep wordt verzorgd. Dat kan bijvoorbeeld door meer in de praktijk aan het werk te zijn of langer over verschillende onderdelen te doen, of onderdelen van opleidingen te combineren in een BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg) of BOL (Beroeps Opleidende Leerweg) variant, wellicht in een combinatie daarvan of in de derde leerweg [1]. Daar zijn namelijk trajecten voor een mbo-certificaat of praktijkverklaring mogelijk. Daarbij is het van belang steeds extra aandacht aan de basisvaardigheden te besteden.

Nu komt ‘Het LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden’ (korteropgeleiden) in beeld. Het kabinet heeft een Nationaal Groeifonds ingesteld waarin onder meer projecten gericht op ontwikkeling kunnen worden opgezet en gefinancierd [2]. De UNESCO Leerstoel Volwasseneneducatie van de Vrije Universiteit Brussel en het Ministerie van OCW hebben samen met 200 partners uit het werkveld een plan ingediend bij dit groeifonds om te investeren in de regionale infrastructuur en een nieuw scholingsaanbod volgens een bepaalde werkwijze. Dit plan is door het groeifonds gehonoreerd. De arbeidsmarktregio’s spelen hierin een belangrijke rol.

In 2023 is gestart met twee pilots, één in Twente en één in Zuidoost-Brabant. De looptijd van het hele project is ongeveer 5 jaar. Het voorstel van het collectief behelst niet alleen de opleidingen zelf, maar ook een beroepskeuze, die vooraf gaat aan de opleiding. Zeker voor volwassenen is die keuze van groot belang. Wat is hun eerdere werkervaring en welke baan zouden ze willen hebben? Wat is hun achtergrond? Welke werkervaring is er en wat is passend of wenselijk? En over welke competenties en basisvaardigheden beschikt de deelnemer al? Om hier een goed beeld van te krijgen is een adequate evaluatie van eerder verworden competenties nodig. Hier is in Europa al ervaring mee. De Franse organisatie INFREP heeft bijvoorbeeld een gestandaardiseerde evaluatie ontwikkeld om eerder verworven kennis en competenties te kunnen valideren in het kader van de uitoefening van een specifiek beroep. Deze vorm van evaluatie (CLEA genaamd) kan voor vrijwel elke sector en voor alle opleidingsniveaus worden toegepast. Een bijkomend voordeel is dat het erkennen van wat de competenties die de volwassenen al hebben, zorgt voor het vergroten van het zelfvertrouwen. Het maakt bovendien de begeleiding van de loopbaan op de arbeidsmarkt effectiever. Zo’n CLEA zou ook in de Nederlandse situatie zeer gewenst zijn.

Basis en beroep in één scholingstraject

Als de richting duidelijk is dan moet gekozen worden via welk onderwijstraject de volwassene aan de slag gaat. Dit is de uitdaging waar het onderwijs voor staat.
Hier zijn de Nederlandse arbeidsmarktregio’s aan zet. Binnen deze regio’s moeten opleiders (mbo en volwasseneneducatie), gemeenten, UWV’s en werkgevers op een andere manier gaan samenwerken.
Figuur 1 laat zien welke stappen de partners gezamenlijk moeten zetten om meer passende opleidingen voor korteropgeleiden te kunnen realiseren.

Figuur 1: Infrastructuur van het nieuwe LLO Collectief voor korteropgeleide volwassenen

Stap 1: Marktinventarisatie vraag en behoeften regionale arbeidsmarkt

In samenwerking met werkgevers, private en publieke partijen wordt in kaart gebracht wat de behoeften en vragen van de regionale arbeidsmarkt zijn. Onderzoek laat zien dat korteropgeleide volwassenen een duurzame plek in de regionale arbeidsmarkt willen verkrijgen maar dat hun talenten en potentiële competenties niet aansluiten op de vraag van de regionale arbeidsmarkt. Dit komt ook omdat in veel gevallen niet helder is wat de vraag en toekomstige ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt zijn.

Stap 2: Vraagarticulatie & Kennisdeling op regionaal en lokaal niveau

In een tweede fase wordt de arbeidsmarktvraag omgezet in mogelijke functies en beroepen die uitgevoerd kunnen worden door korteropgeleiden. Ook deze fase wordt samen doorlopen met gemeenten, UWV, onderwijsaanbieders, werkgevers en overige private en publieke partijen. Hierbij bundelen de partijen ook hun krachten om voldoende korteropgeleide volwassenen te bereiken die invulling zouden kunnen geven aan de mogelijke functies op de regionale arbeidsmarkt.

Stap 3: Duurzame ontwikkeling scholingsaanbod voor en werving van korteropgeleiden

In de derde fase wordt het scholingsaanbod voor korteropgeleide volwassenen ontwikkeld, passend bij de vraag en behoeften van de regionale arbeidsmarkt, de uiteindelijk bijbehorende functies en de behoeften en mogelijkheden van de betreffende volwassenen. De scholingsaanbieders zullen een flexibel scholingsaanbod moeten realiseren, omdat de eerste twee fasen steeds opnieuw doorlopen worden. Daarnaast wordt in deze fase extra ingezet op het bereiken en werven van de korteropgeleide deelnemers voor de scholingstrajecten.

In deze fase is ook aandacht voor deskundigheidsbevordering. Zowel om ervoor te zorgen dat de opleiders een flexibeler scholingsaanbod kunnen ontwikkelen, als om arbeidsdeskundigen van het UWV, casemanagers van gemeenten en HR-managers van werkgevers in de gelegenheid te stellen korteropgeleiden te traceren en door te geleiden naar scholing. De resultaten worden door onderzoek in kaart gebracht. Bovendien kan deze werkwijze input zijn om van deze vorm van leren op lokaal en regionaal niveau beleid te maken.

Gecombineerde scholing voor vier doelgroepen

Deze scholingstrajecten kunnen aan vier verschillende groepen worden aangeboden:

  1. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, met of zonder bijstandsuitkering.
  2. Werklozen die ongeschoold of laaggeschoold werk deden, met een uitkering.
  3. Mensen die parttime ongeschoold of laaggeschoold werk doen, met of zonder aanvullende uitkering.
  4. Werkenden die ongeschoold of laaggeschoold werk verrichten.
    Volgens Bohnenn en De Greef (2021) kan ook voor deze groepen een stimulerende leeromgeving gerealiseerd worden passend bij hun wensen, mogelijkheden en behoeften.

Het scholingstraject dat het collectief voor ogen heeft, bestaat naast het leren van een beroep voor een aantal dagdelen ook uit leren van basisvaardigheden idealiter in de beroepscontext. Bijvoorbeeld het leren rapporteren binnen een cliëntportfolio als men een zorgopleiding doet of het leren uitrekenen van verschillende maten en verhoudingen tijdens een montage van een installatie als je een opleiding volgt voor monteur werktuigkundige installaties. Daarnaast zou er voldoende ruimte moeten zijn om ervaring op te doen in de praktijk via een baan die men al heeft of een stage. Hierbij kan aandacht worden geschonken aan andere belangrijke vaardigheden zoals het oplossen van problemen, het plannen of het omgaan met conflicten.

Voorbeeldtraject gecombineerde scholing

In het begin van dit artikel is aangegeven dat er haast geen passende opleidingen voor korteropgeleide volwassenen bestaan. Het collectief wil hier verandering in aanbrengen. Dit wil niet zeggen dat ze er helemaal niet zijn. In de afgelopen decennia zijn er mondjesmaat pilots geweest en opleidingen verzorgd. Ook nu zijn er enkele trajecten zoals het collectief voor ogen heeft.

Een goed voorbeeld (dat overigens geen onderdeel is van het LLO Collectief Laagopgeleiden & Laaggeletterden) is de Taal + MBO Opleiding Entree (BBL) van het Summa College. De opleiding duurt 1 jaar met een mogelijke uitloop van een jaar. Het betreft 3 opleidingen, namelijk Assistent Installatie- en Constructietechniek, Assistent Dienstverlening en Zorg en Assistent Logistiek. Opleidingen waarvoor in de regio ook werkgelegenheid is. De gemeente meldt de deelnemers aan en de instelling werft ook zelf deelnemers. Tijdens de intake wordt met name gekeken naar het taalniveau. Hierbij is Niveau A1+ noodzakelijk, evenals duidelijkheid over de beroepsrichting. De opleiding bestaat uit 3 fases. In de eerste fase, die 7 weken duurt, zijn er 4 lesdagen per week en is er nog geen werk. Stage is wel mogelijk. In deze fase is er aandacht voor het vinden van een juiste match met een werkbedrijf. In fase 2, een periode van 3 weken, komt de deelnemer 3 dagen per week naar school en is hij of zij minimaal 1 dag aan het werk. In de laatste fase, die 30 weken duurt, is er 1 dag les per week en zijn de deelnemers 24 tot 32 uur per week aan het werk, waarvoor zij volgens de CAO worden betaald. De mentoren werken nauw samen met de participatiespecialisten van de gemeente. Deze zijn ook 1 dagdeel per week aanwezig op de instelling. Voor het zoeken naar leerwerkbanen wordt samengewerkt met 04Werkt, MKB Eindhoven en VNO/NCW.

Leven lang ontwikkelen: ook voor korteropgeleiden

Het LLO Collectief Laagopgeleiden & Laaggeletterden wil ervoor zorgen dat ook korteropgeleiden zich blijven ontwikkelen en een veel stevigere plek op de arbeidsmarkt krijgen. Hiervoor zijn opleidingen die bestaan uit een combinatie van basis- en beroepsvaardigheden, noodzakelijk. Elke regionaal LLO Collectief moet binnen circa 1,5 jaar 200 korteropgeleide inwoners werven voor deelname aan een opleidingstraject met uitzicht op een duurzame plek op de arbeidsmarkt. De eerste twee pilotregio’s zijn van start gegaan en na een succesvolle evaluatie kan dit aantal worden opgeschaald naar 20 regio’s. Het idee is dat er in 20 regio’s 4000 korteropgeleide volwassenen een scholingstraject aangeboden hebben gekregen. De nieuwe regionale werkwijze gaat ervoor zorgen dat deze groep zich een leven lang kan ontwikkelen.

© volwassenenleren.nl (2023)

Mieke de Haan studeerde sociale pedagogiek aan de Universiteit Utrecht en de opleiding Master of Learning and Development bij TIAS, de business school van Tilburg University. Ze werkte als docent in het basis- en beroepsonderwijs, in managementfuncties in het VO en het ROC, als zelfstandig adviseur en de laatste 15 jaar als adviseur in dienst van de MBO Raad. Daar had zij educatie en inburgering in haar portefeuille, maar ook was ze nauw betrokken bij de ontwikkeling van de Entree opleiding. Op dit moment is zij als onbezoldigd medewerker van de VUB betrokken bij de UNESCO Leerstoel Volwasseneneducatie.

“Ik leer nog elke dag, heb er vele mogelijkheden voor en ik geniet daarvan. Maar ik realiseer me maar al te goed dat dat een bevoorrechte positie is. Niet voor iedereen zijn er die mogelijkheden en niet iedereen kan zeggen dat ‘ie ervan geniet’. Ik wil me er dan ook voor blijven inzetten om ervoor te zorgen dat dat voor steeds meer mensen wel mogelijk wordt.”

Maurice de Greef is leerstoelhouder van de UNESCO leerstoel Volwasseneducatie aan de Vrije Universiteit Brussel en hoofdonderzoeker van Artéduc. Momenteel is hij landelijk en in Europa vooral bekend door zijn succesvolle impactonderzoek van volwasseneneducatie. Hij is verantwoordelijk voor het eerste onderzoeksmodel betreffende de impact en succesfactoren voor scholing van laag- en middelbaaropgeleiden. Hierin heeft hij veel onderzoek gedaan naar de impact op de sociale inclusie en arbeidsmarktpositie van deze deelnemers mede in samenwerking met het sociale domein en de ervaringsdeskundigen zelf, waarin deelnemers betrokken waren.

“Er moet altijd een kans zijn om nieuwe dingen te leren voor je werk of voor je leven hoe oud je ook bent.”

Voetnoten

1. In de derde leerweg kunnen studenten een deel van een of een volledige mbo-opleiding volgen en dat afronden met een praktijkverklaring of mbo-certificaat. Als de student dat wenst, kan de gehele opleiding worden gevolgd en een diploma worden behaald. De student sluit met de onderwijsinstelling een onderwijs- en praktijkovereenkomst af en de beroepspraktijkvorming vindt plaats in een erkend leerbedrijf (Kennispunt MBO, 2022).
2. Het Nationaal Groeifonds is een gezamenlijk fonds van de Ministeries van Economische zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën.

Referenties

Bohnenn, E. & De Greef, M. (2021). Succesvol leren van laagopgeleide werknemers. In Poell, R. & Kessels, J. (eds) Handboek Human Resource Development: Organiseren van het leren. P. 541 – 558. Tielt: Lannoo Campus.

Buisman, M., Allen, J., Fouarge, D., Houtkoop, W., & Velden, R. van der. (2013). PIAAC: Kernvaardigheden voor werk en leven. Resultaten van de Nederlandse Survey 2012. ’s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

Kennispunt MBO. (2022). Handreiking – De derde leerweg. Woerden: Kennispunt MBO.