De UNESCO Leerstoel Volwasseneneducatie van de Vrije Universiteit Brussel is in 2018 opgericht met het doel om door onderzoek de meerwaarde van de volwasseneneducatie in Vlaanderen en Nederland aan te tonen en een bijdrage te leveren aan een sterker beleid. Een van de onderzoeksterreinen is de kwaliteit van het aanbod in de volwasseneneducatie. In dit kader heeft Maurice de Greef onderzoek gedaan naar het ‘leren leren’ van deelnemers in deze sector. Totaal zijn 140 docenten in Vlaanderen en Nederland bevraagd en in onderstaand artikel staan de bevindingen.
Leren leren in de volwasseneneducatie
Jaarlijks neemt een grote groep volwassenen deel aan trajecten basisvaardigheden. Hoeveel deelnemers dat exact in Nederland zijn is niet bekend, maar een eerste meting van het CBS (2024) onder 61% van de Nederlandse gemeenten gaf aan dat dat los van de inburgering in ieder geval 23.800 volwassenen zijn. In Vlaanderen waren dat er 70.574 (Vlaams Ministerie Departement Onderwijs en Vorming, 2024a). Deze volwassenen werken aan de verbetering van hun taal-, reken- en digitale vaardigheden om op een prettige manier te kunnen functioneren in de samenleving. Zij leren omdat zij bijvoorbeeld een formulier op het werk zelf willen kunnen invullen, om dingen te kunnen uitrekenen of de DigiD App te installeren. In het onderzoek van de UNESCO Leerstoel Volwasseneneducatie is aan 140 docenten in Vlaanderen en Nederland gevraagd hoe zij het leren leren in hun groepen bevorderen.
Belang van leren leren
Leren is niet vanzelfsprekend voor iedereen. Volgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2024) hebben in Nederland in het schooljaar 2022 – 2023 maar liefst 30.245 jongeren de school vroegtijdig verlaten zonder een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te hebben behaald. In Vlaanderen was dat in het schooljaar 2021 – 2022 14.1% van de leerlingen van het secundair onderwijs (Vlaams Ministerie Departement Onderwijs en Vorming, 2024b). Een deel van deze groep wil alsnog werken aan de eigen ontwikkeling en gaat deelnemen aan de eerdergenoemde trajecten in het volwassenenonderwijs. De docenten begeleiden hen in de zaken die ze willen leren om beter te kunnen functioneren. En ze begeleiden ook naar meer zelfstandig leren. Het doel is dat zij leervaardiger worden, zodat zij zich ook buiten het leertraject en als dit traject is beëindigd, zelfstandig kunnen blijven ontwikkelen. De vraag is hoe de docenten dit leren leren bevorderen en of de aanpak per doelgroep verschillend is.
Een verschillende aanpak per doelgroep
In het onderzoek zijn de antwoorden van de 140 docenten geanalyseerd. Deze docenten geven les aan vier verschillende groepen (zie tabel 1). De meeste docenten (81%) geven les aan NT2’ers (volwassenen die Nederlands als tweede taal leren en niet in Nederland of Vlaanderen geboren zijn). Een deel van hen is hoogopgeleid en een ander deel laagopgeleid. Hierbij is geen expliciete niveau-indeling gehanteerd. Ook nemen volwassenen deel die Nederlands als moedertaal hebben (NT1’ers) en volwassenen die in Nederland of Vlaanderen naar school zijn geweest maar thuis een andere taal spreken. De laatste groep noemt men ook wel NT1,5’ers (Expertisepunt Basisvaardigheden, 2022).
Leren leren is maatwerk
Wat opvalt in de onderzoeksresultaten is dat docenten in hun aanpak expliciet verschillende accenten bij de verschillende doelgroepen leggen om het leren leren te bevorderen. Bij de meeste groepen staat de functionele benadering en de leefwereld van de deelnemer centraal, maar daarnaast wordt duidelijk dat de wijze van het leren leren per doelgroep verschilt. Bij de laagopgeleide NT2’er wil men (waarschijnlijk door de korte onderwijservaring) vooral de deelnemer leren te begrijpen waarom leren belangrijk is en hoe men dat het beste kan doen. De hoogopgeleide NT2’er daarentegen heeft meer ervaring met leren en moet juist meerdere strategieën aangeboden krijgen om op verschillende manieren te kunnen gaan leren. Dit is volgens de docenten bij de laagopgeleide NT1’er veel minder van belang. Zij hebben ooit al deelgenomen aan het Nederlandstalige onderwijs en zijn vroegtijdig uitgevallen. Daarom is het van belang om samen met hen opnieuw naar hun leerbehoeften te kijken en deze op een gestructureerde wijze centraal te stellen tijdens het leren. Terwijl de laagopgeleide NT1,5’er juist meer gebaat is bij coaching en het vieren van successen. Leren kan voor hen wellicht moeilijk zijn omdat ze wel in Nederland of Vlaanderen naar school zijn geweest, maar thuis juist een andere taal spreken. De accenten in de aanpak van leren leren verschillen dus per doelgroep. Hieronder staan de verschillen per doelgroep meer uitgewerkt.
De laagopgeleide NT2’er: Functiegericht en meer begrip door herhalen en oefenen
Uit de antwoorden van de docenten wordt duidelijk, dat ze op drie manieren het leren leren bij deze doelgroep proberen te bevorderen. Allereerst moet het leren functiegericht zijn. Je kunt taal op twee verschillende manieren leren. Dat kan via een grammaticale benadering, waarin men vooral de grammaticaregels aanbiedt en aanleert (Arends et al., 2010) of meer functioneel waarbij de context centraal staat waarin men de taal wil toepassen (CINOP, 2013). Het hanteren van de laatste benadering waarin toetsen, opdrachten en taken gericht zijn op het toepassen van de taal in de eigen leefwereld kan volgens de docenten het leren leren onder laagopgeleide NT2’ers bevorderen. Hierbij moeten ze met name ervaringen opdoen met het toepassen van de taal in de eigen leefwereld. Dat kan door ze buitenschoolse opdrachten te geven waarin ze de taal buiten de klas kunnen oefenen.
Daarnaast is het volgens docenten van belang dat ze de mogelijkheid krijgen om de taalopdrachten te kunnen herhalen en stap voor stap leren te begrijpen waarom en hoe ze leren. Het maken van een planning en het bieden van een duidelijke structuur kan daarbij helpen. Ten slotte geven de docenten aan dat er voldoende momenten moeten zijn om te oefenen en dingen uit te wisselen. Hierbij kan men digitaal leren inzetten, bijvoorbeeld via, het gebruik van Google Classrooms, BookWidgets, diverse Apps en verschillende oefenprogramma’s op internet. Maar ook het laten samenwerken in kleine groepen of in tweetallen (peercoaching) kan ervoor zorgen dat de deelnemers elkaar stimuleren om te leren. Dat komt doordat ze dan aan elkaar kunnen vertellen hoe ze leren.
De hoogopgeleide NT2er: Buitenschools en inzet van diverse strategieën
Ook bij de hoogopgeleide NT2’er is het volgens de docenten van belang om buitenschools leren te bevorderen. De deelnemers moeten in de praktijk kennis en ervaring opdoen hoe ze de nieuwe geleerde (taal)vaardigheden kunnen toepassen. Ook hun leef- en werkomgeving met de daarbij horende interesses staat daarbij centraal. Het is wel van belang dat de hoogopgeleide NT2’er (die meer onderwijs in eigen land heeft gehad) meer wordt uitgedaagd tijdens het leren. Daarom zetten docenten diverse leerstrategieën in. Ze proberen de deelnemers bijvoorbeeld op verschillende manieren het lezen en luisteren eigen te maken. Dan is differentiatie van belang, omdat niet elke leerstrategie passend is voor iedereen. Docenten geven aan dat ze hierbij extra aandacht geven aan spreek- en presentatieoefeningen. Met name de hoogopgeleide NT2’er kan in zijn of haar leefwereld vaker in het openbaar moeten spreken (wellicht voor het werk) en zal zich dit eigen moeten maken op verschillende manieren.
De laagopgeleide NT1’er: Planmatig en leefwereld centraal
Bij de laagopgeleide NT1’er valt een heel andere strategie op om het leren leren eigen te maken. Veel docenten geven aan, dat ze deze groep deelnemers juist meer begeleiden om planmatig te kunnen leren. Ze nemen de tijd om samen met hen de leerbehoeften te formuleren. Centraal staan vragen wat zij willen leren, waarom zij dit willen leren en hoe zij dit willen leren. Uiteindelijk stellen de docenten samen met de deelnemers een stappenplan voor het leren op. Hierbij wordt de deelnemer stap voor stap begeleid in het leren leren. Dit kan door bijvoorbeeld de ‘locus of control’ van docent naar deelnemer te verplaatsen. Deelnemers leren zo onafhankelijk te werken, te leren en zelfsturend te leren (Bonset & Rijlaarsdam, 2004). Eerst bepaalt vooral de docent het leerproces waarna de deelnemer dit steeds meer zelf bepaalt. Dit gebeurt geleidelijk aan waarbij de docent eerst zelf de inhoudelijke dingen bepaalt dan voorbeelden geeft, vervolgens slechts opties, dan nog suggesties, in een latere fase slechts criteria en uiteindelijk enkel advies aan de deelnemer geeft.
Naast het planmatig leren geven docenten aan dat ook voor de laagopgeleide NT1’er het belangrijk is om transfer tijdens het leren centraal te stellen. Door het aanbieden van buitenschoolse opdrachten wordt er betekenis gegeven aan de nieuwe inhoud die ze leren. Ook bij deze doelgroep moet de leefwereld tijdens het leren centraal staan.
De laagopgeleide NT1,5’er: Coachend en het samenstellen van een leerroute
Opvallend is dat de docenten bij de laagopgeleide NT1,5’er met name het coachend begeleiden voorop stellen. Het is volgens hen belangrijk om hen te coachen tijdens het leren, waarbij ze worden aangemoedigd om te leren. Dat doet men met name door ze succeservaringen te laten behalen. Opdrachten of taken die een grote kans van slagen hebben, zijn belangrijk. Als deze deelnemers ervaren dat ze kunnen leren, kan dat naar meer smaken en leren ze te leren. Hierbij is het dan ook van belang dat de docent ze zelf ook inzage geeft in het succes en laat zien waarom het knap is dat de deelnemers iets hebben behaald of succesvol hebben afgerond. Door (samen met de deelnemer) een leerroute te ontwikkelen waarbij korte termijndoelen centraal staan, kan dit bevorderd worden. Succes op korte termijn kan ervoor zorgen, dat de deelnemer een volgende stap wil zetten en juist extra wil investeren om iets te leren. Het biedt structuur in het leren en zorgt daarnaast voor meer enthousiasme om te gaan leren.
Leren leren: Never one size fits all
Uiteraard staat in de trajecten de inhoud centraal, of dat nu een basisvaardigheid is (zoals taal, rekenen of digitale vaardigheden), een beroep of juist iets voor de vrije tijd. Maar als deelnemers niet worden begeleid naar zelfstandig leren, zal hun ontwikkeling uiteindelijk niet voortduren maar stagneren. Goede begeleiding is noodzakelijk. Dit onderstrepen de docenten volwasseneneducatie zowel in Nederland als in Vlaanderen, doordat ze per doelgroep voor een andere aanpak kiezen. Differentiatie lijkt het sleutelwoord om het leren leren succesvol te bevorderen.
© volwassenenleren.nl (2024)
Referenties
Arends, E., Bakker, H., Buunk, E., Dijks, H., De Goede, R., Hillen, W., Laumann, M., Maas, S. & Van der Worp, K. (2010). Effectiviteit van grammaticaonderwijs. Levende Talen Magazine, 7, p.16-19.
Bonset, H. & Rijlaarsdam, G. (2004). Mother-tongue education (L1) in the learning-to-learn paradigm: creative redevelopment of learning materials. L1 – Educational Studies in Language and Literature, 4, 35-62.
CBS. (2024). Monitor Laaggeletterdheid, proefjaar 2022, 2. Methode. Retrieved: 12-02-2024. https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/rapportages/2023/monitor-laaggeletterdheid-proefjaar-2022/2-methode.
CINOP. (2013). Standaarden en eindtermen ve. ’s-Hertogenbosch: CINOP.
Expertisepunt Basisvaardigheden (2022). Kennisdocument NT1 en NT2 – Hoe zit dat nou? Utrecht / Den Haag: Expertisepunt Basisvaardigheden.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2024). Voortijdig Schoolverlaten. Retrieved: 10-05-2024. https://www.ocwincijfers.nl/themas/voortijdig-schoolverlaten.
Vlaams Ministerie Departement Onderwijs en Vorming. (2024a). Inschrijvingen VWO. Retrieved: 12-02-2024. https://public.tableau.com/views/DataloepInschrijvingenVWO/Landingspagina?%3Alanguage=en-US&%3Adisplay_count=n&%3Aorigin=viz_share_link&publish=yes&%3AshowVizHome=no&%3Atoolbar=top.
Vlaams Ministerie Departement Onderwijs en Vorming. (2024b). Vroegtijdig schoolverlaten secundair onderwijs. Retrieved: 10-05-2024. https://onderwijs-tableau.vlaanderen.be/t/EXTERN/views/DataloepVSV/Cijfersperschooljaar?%3Aembed=y&%3AisGuestRedirectFromVizportal=y&%3Atoolbar=top#1.