“Literacy, learning to read and write, is primarily a matter of making the implicit explicit.” (The Mind on Paper, p. 218).
David Richard Olson (Saskatchawan, Canada, 1935) is cognitief psycholoog en Professor Emeritus aan de universiteit van Toronto. Zijn grote thema’s zijn de relaties tussen cognitie, taal en geletterdheid. Daarin trekt hij vaak boeiende parallellen tussen de ontwikkeling van het individu en de sociaal-culturele geschiedenis van het ontstaan en gebruik van geschreven taal.
Van uiting naar tekst
Al in 1977 legde Olson in een beroemd geworden artikel de kiem van zijn latere grote werken. In From Utterance to text beargumenteerde hij hoezeer ons moderne denken in essentie beïnvloed is door de ontwikkeling van gesproken taaluitingen in context naar het expliciete, niet-contextgebonden taalgebruik in geschreven taal.
Theory of Mind (ToM)
Olson was een van de pioniers van de Theory of Mind (ToM), die laat zien hoe een kind zich leert verplaatsen in het denken van iemand anders. De veelgebruikte ‘false belief taak’ is een mooi voorbeeld: Sally legt haar bal in een mand en loopt weg. Dan komt Anna, die haalt de bal uit de mand en legt die in een doos. De vraag is waar Sally haar bal gaat zoeken als ze terugkomt. Jonge kinderen zeggen meestal “in de doos”, want daar ligt de bal immers. Vanaf een jaar of vijf begrijpen kinderen dat ze zich eerst in Sally moeten verplaatsen.
Ons geletterde brein
Midden 20e eeuw werd er hevig gedebatteerd over de vraag of geletterdheid het denken van mensen verandert. Ja, zeiden wetenschappers als Vygotsky en Luria, Goody & Watt, McLuhan en Havelock: kunnen lezen en schrijven verandert niet alleen de inhoud van ons denken (kennis), maar ook onze wijze van denken (mentale processen). Nee, zeiden critici als Graff en Street, dat is een arrogante, westerse opvatting.
Een tijd later pakte Olson het denken van die wetenschappers weer op, en werkte dat verder uit. Iemand die leert lezen wordt zich bewust van het feit dat een woord uit klanken bestaat, dat een gesproken zin uit verschillende woorden bestaat en dat in een tekst zinnen een verband met elkaar aangaan. Leren lezen en schrijven betekent: leren denken over taal.
Eigenlijk ging het precies zo bij de historische ontwikkeling van schriftsystemen. Taal op papier zetten betekende ook allerhande kenmerken van taal ontdekken.
Nieuwe concepten
Socrates was niet zo’n voorstander van het gebruik van geschreven taal. Hij hield meer van de dialoog, want aan een spreker kun je vragen wat hij bedoelt. Een geschreven woord zegt niks terug. Olson zag daar ook de voordelen van in The World on Paper (1994): als de tekst niks terugzegt, moet de lezer zelf op zoek naar wat de tekst bedoelt. En uit die zoektocht ontwikkelden zich in de loop van de tijd allerhande nieuwe concepten zoals het onderscheid tussen beweren, bedoelen, veronderstellen of afleiden, tussen letterlijk en figuurlijk of tussen feit en interpretatie. Het zijn precies die concepten die een belangrijke rol zijn gaan spelen in de ontwikkeling van het moderne, rationele denken. Wat wij rationaliteit zijn gaan noemen, is volgens Olson vooral denken volgens de regels van de verbanden in een tekst.
Neem een voorbeeld als een simpel syllogisme [1], vaak gebruikt in onderzoek: “Alle vrouwen in Monrovia zijn getrouwd. Amina is niet getrouwd. Woont Amina in Monrovia?” Lezers reageren op zo’n vraag meteen met “nee, want alle vrouwen zijn daar getrouwd”. Analfabeten zeggen dat ze dat niet kunnen weten of dat we dat aan Amina moeten vragen. Of ze zeggen: “er bestaat geen land waar alle vrouwen getrouwd zijn”. Analfabeten reageren op basis van hun ervaringen en hun kennis van de wereld. Lezers beschouwen het als een minitekst, waarin de zinnen met elkaar verband houden.
Het onderwijs en de leerder
Volgens Olson moet dit soort onderzoek een veel grotere rol spelen in het onderwijs. In het onderwijs speelt altijd de spanning tussen de behoeften van de instituties en de bureaucratie (evaluaties, resultaten), en die van de leerder (leerwensen en ambities). Onderwijs moet veel meer gaan over het laatste, de ambitie en de autonomie van de leerder, in plaats van het platte overdragen van kennis. Olson ziet leerders dan ook graag in groepjes discussiëren over de inhoud van teksten, in plaats van individueel toetsvragen beantwoorden. Daarin sluit hij aan bij onder meer Dewey en Vygotsky.
© volwassenenleren.nl (2024)
Jeanne Kurvers is psycholoog en werkte aan de Universiteit van Tilburg. Haar onderzoek ging vooral over het leren lezen en schrijven en het leren van Nederlands als tweede taal van kinderen en volwassenen. Voor haar proefschrift ging ze na hoe analfabeten die nog nooit naar school zijn geweest denken over taal en schrift.
Voetnoten
[1] Een syllogisme wordt vaak gebruikt in onderzoek naar logisch of deductief redeneren. Het bestaat uit twee beweringen (‘Alle mensen zijn sterfelijk’ en ‘Socrates is een mens’) en een conclusie die daaruit getrokken wordt (‘Socrates is sterfelijk’). Voor de formele geldigheid van de conclusie maakt het niet uit of de eerste bewering feitelijk waar is (Alle mensen zijn lang).
Referenties
Astington, J. W., Harris, P. L., & Olson, D. R. (Eds.) (1988). Developing Theories of Mind. Cambridge: Cambridge University Press.
Olson, D. R. (1977). From utterance to text: The bias of language in speech and writing. Harvard Educational Review, 47(3), p. 257 – 281.
Olson, D. R. (1994). The world on paper: The conceptual and cognitive implications of writing and reading. Cambridge: Cambridge University Press.
Olson, D. R. (2016). The Mind on Paper: Reading, Consciousness and Rationality. Cambridge: Cambridge University Press.
Olson, D.R. (2022). Making Sense: What it Means to Understand. Cambridge: Cambridge University Press.
Zie voor een online interview met Olson: https://www.youtube.com/watch?v=vvrcV7uE7lg